Factcheck: 'Meer spelen kan ADHD voorkomen' (Eerder onwaar)

Psychiater Nele De Vriendt stelt in Knack vragen bij de bewering dat kinderen aanzetten tot spelen het aantal ADHD-diagnoses kan verminderen. De website ABC Gezondheid had een artikel gepubliceerd met als kop ‘Spelen tegen ADHD’.

In het artikel wordt verwezen naar de Amerikaanse onderzoeker Jaap Panksepp. ‘Om de toenemende gevallen van ADHD te verminderen, moeten we kinderen aanmoedigen om te spelen’, stelt hij. ‘Spelen stimuleert de ontwikkeling van de hersenen, met name de hersenfuncties die ons in staat stellen om te stoppen, te kijken, te luisteren en te voelen’, zo klinkt het nog. Er wordt verwezen naar een wetenschappelijke paper van Panksepp, waarin hij die hypothese inderdaad opwerpt, maar tegelijk aangeeft dat meer onderzoek nodig is om ze te staven.

(...) Ook psychiater Nele De Vriendt (UPC KU Leuven) vindt de uitspraak kort door de bocht. ‘Kinderen aanmoedigen om meer te spelen lijkt me zeker een goede boodschap. Maar dat het ADHD zou verminderen, daar zie ik toch geen wetenschappelijke evidentie voor. Onder meer uit tweelingstudies blijkt dat ADHD voor een groot deel genetisch bepaald is. We kunnen weliswaar niet één “ADHD-gen” aanduiden, het is multifactorieel. Bovendien betekent het niet dat kinderen met die genetische code “voorgeprogrammeerd” zijn. Ook omgevingsfactoren spelen een rol. Bovendien spreken we de laatste jaren steeds vaker over neurodivergentie in plaats van een stoornis: mensen met meer ADHD-eigenschappen zijn vaak wat drukker of sneller afgeleid, maar daarnaast ook creatiever en meer bestand tegen stress.

Lees