Opinie | Wat met de euthanasiewet na de vrijspraak?

Het euthanasieproces was een triest en pijnlijk mediaspektakel, vindt professor Joris Vandenberghe (UPC KU Leuven). Tine Nys stierf in 2010. Het waren de beginjaren van euthanasie voor psychisch lijden. Wat is er veranderd? Iedereen lijkt het erover eens na het euthanasieproces: de euthanasiewet is aan evaluatie en hervorming toe.  

Een verkorte versie van dit artikel verscheen op de opiniepagina’s van De Standaard.

Over welke hervormingen nodig zijn verschillen de meningen. Sommigen zien hun kans schoon voor een verbreding van de wet: naar euthanasie voor dementie op basis van een wilsverklaring of voor ‘voltooid leven’. De Nederlandse ervaringen leren ons dat beide een stuk complexer zijn dan wat de huidige Belgische wetsvoorstellen laten uitschijnen. Euthanasie bij dementie is in Nederland al mogelijk op basis van een wilsverklaring, maar wordt nauwelijks toegepast. Moeten we niet eerst begrijpen waarom, voor we hier met ondoordachte wetsvoorstellen komen? Over euthanasie en ‘voltooid leven’ dacht men in Nederland grondig na met een omvattend rapport tot gevolg, maar nog geen wetgevend initiatief.

Nog los van de discussie ten gronde over uitbreiding van de wet moeten we toch oppassen niet meer problemen te creëren dan op te lossen met wetgevend haastwerk. Vooraleer we aan verbreding toe zijn, zijn twee zaken aan de orde: een breed debat hierover – in de samenleving, het parlement en de beroepsgroep van artsen – en een evaluatie en bijsturing van de huidige wet. België was in 2002 een van de eerste landen wereldwijd met een euthanasiewet. De Benelux is nog altijd de enige plaats ter wereld waar euthanasie kan omwille van een psychiatrische aandoening. Hoe is het mogelijk dat een dergelijk sociaal experiment in de achttien jaar dat de wet bestaat nog niet aan een grondige maatschappelijke en parlementaire evaluatie is onderworpen?

Constructiefouten

De assisenzaak legde de pijnpunten van de wet bloot. Betwiste euthanasieën horen niet thuis voor assisen, waar het hele proces mondeling en voor het oog van de pers wordt gevoerd. De manier waarop de privacy van Tine Nys en haar familie, maar ook van de beklaagden, in de media kwam was respectloos en traumatiserend. Als samenleving moeten we een manier vinden om rechtspraak en respect voor privacy in zulke delicate en emotionele zaken te verzoenen. Euthanasie hoort ook niet thuis voor assisen omdat een assisenproces en een aanklacht voor doodslag of vergiftiging buiten verhouding is. Wettelijke voorwaarden niet respecteren is niet hetzelfde als kwaad opzet. Er zit een constructiefout in de wet: voor het niet respecteren van een of meerdere van de wettelijke voorwaarden voor euthanasie is geen strafmaat voorzien. Je kan alleen terugvallen op de logica van de wet: als niet alle wettelijke voorwaarden vervuld zijn of de door de wet bepaalde procedure niet is nageleefd, pleegt de arts een misdrijf, namelijk doodslag. En dan leidt de weg naar assisen. Dit moet anders.

Levensverwachting

Maar dat is niet de enige kwestie. De wet is vooral op maat van euthanasie bij patiënten die terminaal zijn en dus nog maar enkele weken of maanden te leven hebben. Dit is de overgrote meerderheid (85% in 2018) van de euthanasieën en daar werkt de wet behoorlijk goed. Voor patiënten die nog een langere levensverwachting hebben – mogelijk nog decennia bij psychiatrische aandoeningen – heeft de wetgever gewoon twee voorwaarden toegevoegd: er moet minstens een maand verlopen tussen het schriftelijke euthanasieverzoek en de eventuele uitvoering ervan, en er moet nog een tweede arts advies geven aan de arts die de euthanasie uitvoert. Dit doet onvoldoende recht aan de complexiteit van de evaluatie van deze euthanasievragen. Bovendien leren de parlementaire discussies van 2002 dat de wetgever niet echt rekening hield met de toepassing van euthanasie bij psychiatrische aandoeningen en beginnende dementie.

Onder andere de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie (pdf) en de Orde der artsen (url) brachten de voorbije jaren adviezen uit over de zorgvuldigheidscriteria bij euthanasie, over de ideologische grenzen heen. De enige manier om deze extra zorgvuldigheidscriteria zoals een langere evaluatietermijn bindend te maken, is ze opnemen in de wet en een strafmaat te voorzien bij niet-naleving.

Zorgvuldige besluitvorming

Als een patiënt terminaal is en om euthanasie vraagt, is het logisch dat je niet de tijd kan nemen dit eerst aan een commissie voor te leggen. De door de wet voorziene evaluatie door de Federale Evaluatie- en Controlecommissie na de euthanasie houdt dan steek. Maar als patiënten niet terminaal zijn en er sowieso een lange en zorgvuldig evaluatieproces nodig is, is een bredere voorafgaande toetsing wel mogelijk en zelfs logisch: eenmaal de patiënt overleden is, kan alleen nog gestraft worden. We moeten nadenken hoe dit vorm kan krijgen zonder dat het een bureaucratisch en onpersoonlijk proces wordt. Ik stel vast dat we daar wel in slagen voor andere ingrijpende beslissingen, zoals de beslissing tot het inbrengen van elektroden in de hersenen voor diepe hersenstimulatie, als laatste redmiddel bij bv. moeilijk behandelbare depressies. Ingrijpender en onomkeerbaarder dan euthanasie wordt het niet. Moet de besluitvorming dan niet minstens even zorgvuldig, de beslissingsbasis minstens even breed?

Waardevol advies

Er zijn nog pijnpunten. De arts die euthanasie uitvoert bij een niet-terminale patiënt, moet twee onafhankelijke collega’s om advies vragen. Wat onafhankelijk inhoudt, is niet omschreven. En deze adviezen moeten volgens de wet ook niet positief zijn en zijn dus niet bindend. Wat zijn ze dan waard? En medisch begeleide zelfdoding is in de wet niet geregeld, maar daarna wel door de Orde der artsen en de euthanasiecommissie gelijkgesteld aan euthanasie als dezelfde wettelijke voorwaarden vervuld zijn en als de arts aanwezig is. De enige arts die ooit door de euthanasiecommissie verwezen is naar het parket, werd vorig jaar buiten vervolging gesteld omdat het een begeleide zelfdoding was en geen euthanasie. En daarvoor is geen wettelijk kader, oordeelde de raadkamer. Ook dit moet dus in de euthansiewet geregeld worden, zoals dat in Nederland het geval is.

Vernietigende analyse

Tot slot is er de euthanasiecommissie die in de euthanasiewet geregeld wordt. Covoorzitter Distelmans verklaarde dat het assisenvonnis bevestigt dat de commissie correct geoordeeld had. Mij is het een raadsel hoe deze commissie überhaupt kan evalueren en controleren op basis van de summiere informatie die het aangifteformulier me vraagt als ik een euthanasie heb uitgevoerd. Wist u dat de adviezen van de onafhankelijke artsen niet eens moeten worden toegevoegd? De uitvoerende arts moet ze gewoon zelf in enkele regels samenvatten. Niemand die kan nagaan hoe correct of selectief die samenvatting is. Dit is toch niet ernstig? Ook hier pakt Nederland het anders aan, met een veel uitgebreider dossier met inbegrip van deze volledige adviezen. Neuroloog Ludo Vanopdenbosch, ex-lid van de commissie en voorstander van euthanasie, gaf in 2018 uit onvrede met de gang van zaken in de commissie zijn ontslag en maakte in een brief aan het parlement een vernietigende analyse ervan, met deze en nog vele andere elementen.

Mooi afscheid

Ik heb zelf al vaak meegemaakt hoe euthanasie een serene dood en mooi afscheid kan zijn als medische uitzichtloosheid en zelfbeschikking samengaan. De psychiatrie kende grote ontwikkelingen en kan de overgrote meerderheid van de mensen helpen. Maar net als in de rest van de geneeskunde botsen ook wij op grenzen en beperkingen. Als we met onze rug tegen de muur staan en geen enkel redelijk behandelperspectief meer kunnen bieden, geven we de patiënt niet op en ondersteunen we hem om ondanks zijn aandoening een betekenisvol leven uit te bouwen. Hoop, empowerment en focus op sterktes en krachtbronnen zijn daarbij essentieel. Maar als de patiënt op is en weloverwogen euthanasie vraagt, en alle behandelingen zijn ten overvloede geprobeerd, dan moeten we die vraag horen en ernstig nemen en niet een zoveelste medicament of gesprekstherapie voorstellen.

Ik ben dus een voorstander van euthanasie als allerlaatste optie, ook bij psychiatrische aandoeningen, hoe moeilijk het daar ook is. Maar als we de euthanasiewet willen redden, moet die dringend geëvalueerd en hervormd worden. Het gaat over mensenlevens.

Joris Vandenberghe (KU Leuven) is psychiater-psychotherapeut in het Universitair Psychiatrisch Centrum KU Leuven, covoorzitter van de werkgroep euthanasie van de Vlaamse Vereniging voor Psychiatrie (VVP) en lid van het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek.
Hij schijft deze bijdrage in eigen naam.